Information: |
Jesús GarcÃa Leoz (Olite, bij Pamplona, Navarra, 10 januari 1904 – Madrid, 23 februari 1953) was een Spaans componist.
In zijn kinder- en jeugdjaren kreeg hij muziekles van zijn vader en deed zijn eerste pianostudies bij Eleuterio Munárriz RuquÃa in Pamplona. Hij werd lid van het koor van de kathedraal van Pamplona. In 1921 ging hij naar Argentinië om zijn pianostudies aan het Conservatorio de BahÃa Blanca, Buenos Aires te voltooien. In 1925 kwam hij terug naar Spanje en werd lid van een militaire kapel in Madrid. Gedurende deze tijd studeerde hij harmonieleer bij maestro Balsa, compositie bij Conrado del Campo en werd later de favoriete leerling en volgeling van de grote Spaanse componist JoaquÃn Turina Pérez, wiens stijl hij in eerste instantie navolgde. Hij was in zijn tijd zeer succesvol en won twee keer de Nationale Muziekprijs van Spanje. Hij speelde een bepaalde periode piano in cafés en in bioscopen. Verder dirigeerde hij koren en was pianosolist in diverse theaters.
In 1928 kreeg hij samen met zijn echtgenote een dochter, Juana Leoz Gorri.
Sinds 1932 was hij lid van de Sociedad General de Autores y Editores (SGAE). Tijdens de Spaanse Burgeroorlog zat hij zes maanden in de gevangenis, vanwege zijn republikeinse gezindheid.
In 1933 begon zijn fascinatie voor de film en de filmmuziek. Hij ontwikkelde zich tot een zeer productief filmcomponist; zijn bekendste werken zijn La sirena negra (Carlos Serrano de Osma, 1947), Balarrasa (José Antonio Nieves Conde, 1950), Surcos (Nieves Conde, 1951), Niebla y sol (José MarÃa Forqué, 1951) en ¡Bienvenido MÃster Marshall! (Luis GarcÃa Berlanga, 1952). GarcÃa Leoz werkte op dit terrein samen met Pedro del Amo, Ladislao Vajda en Luis GarcÃa Berlanga.
Leoz overleefde zijn leraar JoaquÃn Turina Pérez maar vier jaar; hij overleed op 49-jarige leeftijd in 1953 in Madrid. |